Glioblastomen
|
1p/19q-deletie |
MGMT-methylering |
IDH1/Z-mutatie |
Diagnostisch |
Deletie is noodzakelijk voor diagnose oligodendrogliale tumor. |
Nee |
Ja, in differentiatie met reactieve gliose en specifieke gliale tumoren. Afwezige mutatie sluit diffuse gliomen echter nier uit. |
Prognostisch |
Ja, deletie is sterke prognostische indicator in graad III gliomen (behandeld met radiotherapie, chemo of beide). In laaggradige gliomen is dit minder duidelijk. |
Ja, MGMT promoter methylatie is positief prognostisch in hooggradige gliomen (behandeld met radiotherapie, temozolomide of beide). |
Ja, IDH1/2 mutaties zijn prognostisch gunstig, vooral in graad III en IV gliomen. IDH1 Wild type prognostisch ongunstig. (vergelijkbaar met GBM) |
Predictief |
Ja, aangetoond dat patiënten met een 1p/19q-deletie betere overleving laten zien met radiotherapie + PCV. Of dit ook voor behandeling met temozolomide geldt, is niet bekend. |
Ja, voorspelt voordeel bij behandeling met TMZ; in graad IV gliomen, ook in de oudere patiëntencategorie. |
Nog geen eenduidige uitspraak mogelijk. |
Behandelmogelijkheden
Glioblastoom
|
1p/19q-deletie |
MGMT-methylering |
IDH1/Z-mutatie |
Diagnostisch |
Deletie is noodzakelijk voor diagnose oligodendrogliale tumor. |
Nee |
Ja, in differentiatie met reactieve gliose en specifieke gliale tumoren. Afwezige mutatie sluit diffuse gliomen echter nier uit. |
Prognostisch |
Ja, deletie is sterke prognostische indicator in graad III gliomen (behandeld met radiotherapie, chemo of beide). In laaggradige gliomen is dit minder duidelijk. |
Ja, MGMT promoter methylatie is positief prognostisch in hooggradige gliomen (behandeld met radiotherapie, temozolomide of beide). |
Ja, IDH1/2 mutaties zijn prognostisch gunstig, vooral in graad III en IV gliomen. IDH1 Wild type prognostisch ongunstig. (vergelijkbaar met GBM) |
Predictief |
Ja, aangetoond dat patiënten met een 1p/19q-deletie betere overleving laten zien met radiotherapie + PCV. Of dit ook voor behandeling met temozolomide geldt, is niet bekend. |
Ja, voorspelt voordeel bij behandeling met TMZ; in graad IV gliomen, ook in de oudere patiëntencategorie. |
Nog geen eenduidige uitspraak mogelijk. |
-
Leeftijd < 70 jaar en KPS ≥ 70
Stupp protocol (Stupp, Mason et al. 2005)
Gecombineerde radiotherapie met temozolomide chemotherapie 75 mg/m2, gedurende 6 weken:
- RT 5 dagen per week.
- temozolomide oraal 7 dagen per week.
- Gevolgd door 4 weken rust, met daarin MRI cerebrum.
- Dan start 6 kuren adjuvante temozolomide, eerste kuur 150 mg/m2 dag 1-5 q 4weken, daarna in principe 200 mg/m2 . Na elke3 kuren een MRI).
Leeftijd > 70 jaar
Bij MGMT hypermethylatie: Elderly schema (Perry, Laperriere et al. 2017)
Gecombineerde radiotherapie met temozolomide chemotherapie 75 mg/m2, gedurende 3 weken:
- RT 5 dagen per week.
- temozolomide oraal 7 dagen per week.
- Gevolgd door 4 weken rust, met daarin MRI cerebrum.
- Dan start 12 kuren adjuvante temozolomide, eerste kuur 150 mg/m2, dag 1-5 q4 weken, daarna in principe 200 mg/m2.
Na elke 3 kuren een MRI.
Bij MGMT niet-gemethyleerde tumoren: radiotherapie
-
Het beleid is mede afhankelijk van eerdere behandeling en interval tussen einde behandeling en recidief. Voorkeur van behandeling:
- In studieverband.
- Re-resectie.
- Chemotherapie: nieuwe lijn of opnieuw temozolomide. Afhankelijk van de periode tussen laatste kuur temozolomide en recidief (opnieuw starten zinvol indien 6 maanden of meer geen recidief na afronden chemotherapie).
- Re-irradiatie: in principe minimum interval 12 maanden na initiële radiotherapie.
Indien recidief tijdens of binnen 6 maanden na staken temozolomide (in het kader van het Stupp schema) kan Lomustine (Wick, Puduvalli et al. 2010) gegeven worden. Indien recidief ≥ 6 maanden na staken temozolomide (in het kader van het Stupp schema), kan opnieuw temozolomide overwogen worden.